Misschien denk jij: “Ik kan mijzelf niet bekeren, dat moet God doen.” En toch vraagt God om je te bekeren. Hoe zit dat dan?
Een belangrijke regel uit de Bijbel is deze: als God iets van ons vraagt, dan geeft Hij ons ook de mogelijkheid om dit te doen, anders zou Hij het niet vragen. Hieronder twee voorbeelden daarvan uit de Bijbel:
1. De verlamde man in Bethesda (Johannes 5:1-9)
In Bethesda lag een man die 38 jaar verlamd was. De Heere Jezus kwam op een dag bij hem staan en zei: “Sta op, neem uw beddeken op en wandel.” Was dat niet wreed, om tegen een verlamde te zeggen dat hij op moet staan? Dat kon hij namelijk niet. Toch gebeurde het. De man stond op en pakte zijn bed. Hoe kon dat nu? Omdat Jezus het zei. En als Hij iets zegt, dan kan het, ook al lijkt het onmogelijk. Want wat bij mensen onmogelijk is, is mogelijk bij God.
Lázarus was gestorven. Hij had al 3 dagen in het graf gelegen. Hij kon niets meer. Jezus zei echter tegen hem: “Lázarus, kom uit!” Was het niet vreemd om tegen een overleden iemand te zeggen: “Kom uit!”? Lázarus kon toch niet horen en al helemaal niet lopen? Toch gebeurde het. Hoe kon dat nu? Omdat Jezus het zei. En als Hij iets zegt, dan kan het, ook al lijkt het menselijk gezien onmogelijk.
We kunnen ons niet bekeren in eigen kracht en we kunnen uit onszelf niet geloven, maar dit sluit onze verantwoordelijkheid niet uit. Je kunt dit niet als excuus gebruiken of je hierachter verschuilen. Als God tegen jou zegt: “Bekeert u, en gelooft het Evangelie”, stel dan alsjeblieft niet uit tot morgen. Je kunt niet als excuus om je niet te bekeren, zeggen: ”Ik kan me niet bekeren in eigen kracht. Ik kan niet geloven, dat moet God in mij werken”.
Als je wel wilt geloven, maar niet kunt geloven, bid dan maar net als de vader van de maanzieke jongen: “Ik geloof, Heere! kom mijn ongelovigheid te hulp” (Markus 9:24b). En dan schenkt de Heere het geloof.
Als God van jou vraagt om je te bekeren en in Hem te geloven, dan geeft Hij je ook de mogelijkheid om dit te doen, anders zou Hij dit niet van jou vragen. God schenkt het verlangen, de wil, de kracht, het geloof dat nodig is. De Heere God laat ook in Lukas 11:5-13 en in Filippensen 2:13 zien dat het Zijn hart is om het ons te geven als wij iets bidden naar Zijn wil en om ons te schenken wat Hij van ons vraagt.
Om over na te denken
Lees Mattheüs 19:25,26. Wat betekenen deze Bijbelverzen (voor jou)?