Deze tekst gaat niet over de verkiezing tot zaligheid, maar over de verkiezing van Israël. God had Jakob uitverkoren als voorvader van het volk Israël. Het eerstgeboorterecht ging naar Jakob, terwijl Ezau de oudste was. In deze Bijbeltekst wordt niet bedoeld dat God Ezau heeft gehaat, maar de betekenis vanuit de grondtekst van 'haten' is hier: op de tweede plaats stellen. God stelde Ezau op de tweede plaats, na Jakob. Dezelfde betekenis van het woord 'haten' zien we in het volgende Bijbelvers:
Jezus bedoelt in dit Bijbelvers niet dat u uzelf en uw familie moet haten, maar dat God de Belangrijkste moet zijn in uw leven en dat u en uw familie op de tweede plaats komen.
Ook in Maleáchi staat dat God Jakob heeft liefgehad en Ezau gehaat:
Ezau was onverschillig en hij vond aardse dingen belangrijker dan Gods zegen. Hij verachtte zijn eerstgeboorterecht en verkocht dit voor linzenkooksel. Ook nam hij heidense vrouwen die zijn ouders verdriet deden. De nakomelingen van Ezau (de Edomieten) waren grote vijanden van het volk Israël en zij wilden het volk Israël zelfs vernietigen. In het boek Maleáchi kijkt God terug op al het kwaad dat Ezau en zijn nakomelingen gedaan hadden en Hij is hier vertoornd over. Daarom zegt Hij: "Ezau heb Ik gehaat." Dit zegt God echter pas ruim 1400 jaar nadat Ezau geleefd heeft en niet voordat Ezau geboren werd.
Beide Bijbelteksten gaan echter niet over de eeuwige bestemming van Jakob en Ezau. Er staat niet dat God Ezau heeft verworpen van voor de grondlegging der wereld, zodat hij voorbestemd was om voor eeuwig verloren te gaan.